28. Mogelijke vorderingen en verplichtingen

28. Mogelijke vorderingen en verplichtingen

Op 13 maart 2014 kondigden wij de ondertekening van een definitieve overeenkomst om de service divisie te verkopen aan Charles River Laboratories International, Inc., ofwel CRL, aan voor een totaal bedrag van maximaal €134 miljoen. CRL stemde in om aan ons een onmiddellijke betaling in contanten van €129 miljoen te doen. De potentiële earn-out betaling van €5 miljoen bij het bereiken van de target omzet 12 maanden na het sluiten van de transactie, werd niet behaald. Ongeveer 5% van de totale vergoeding, hierbij de prijsaanpassingen meegerekend, werd op een geblokkeerde rekening gestort. Tot op heden werden er vier claims geïntroduceerd door CRL, die allemaal werden afgewikkeld voor een totaal bedrag van €1,3 miljoen. Op 17 januari 2017 werd een bedrag van €4,1 miljoen vrijgegeven van de geblokkeerde rekening. Het resterende saldo van de geblokkeerde rekening zal worden vrijgegeven bij definitief akkoord tussen de partijen over de uitstaande punten.

Na de verkoop bleven wij tot begin februari 2017 garant staan ten aanzien van de leaseverplichtingen voor toekomstige huurbetalingen van toepassing op bepaalde panden in het Verenigd Koninkrijk voor een totaal bedrag van £3 miljoen. CRL zal ons volledig vrijwaren tegen alle risico’s gerelateerd aan deze leaseverplichtingen. Wij beoordeelden dit risico als zeer gering. Tot slot hebben wij, volgens de gebruikelijke gang van zaken, verklaringen en garanties gegeven die worden beperkt in bedrag en in de tijd (vanaf 1 april 2016 kan CRL enkel een claim introduceren volgens de Tax Deed (gedurende een periode van 5 jaar), andere claims met betrekking tot de verkoop kunnen niet meer ingediend worden).

In de loop van 2008 klaagde een voormalig directeur van één van de dochterondernemingen deze dochteronderneming aan voor het onrechtmatig beëindigen van zijn contract en werd er een schadevergoeding van €1,5 miljoen geclaimd. Wij zijn van mening dat het bedrag van de gevorderde schadevergoeding onrealistisch hoog is. In 2014 heeft de rechtbank een externe deskundige aangesteld om het exacte bedrag van de schade te evalueren. Op 29 januari 2016 heeft de rechtbank een uitspraak gedaan in eerste aanleg, waarbij alle vorderingen volledig werden afgewezen. In beroep heeft de rechtbank van tweede aanleg aan de rechtbank van eerste aanleg opgedragen om een nieuw proces te voeren, dat momenteel hangende is. Tot op heden zijn er nog geen hoorzittingen ingepland, noch beslissingen genomen. Gezien de verweerelementen, alsook het feit dat de rechtbank geen beslissing heeft genomen die erop wijst dat de vordering zal worden toegewezen, evalueerden onze raad van bestuur en het management het risico als gering tot mogelijk maar niet waarschijnlijk. Er werd dan ook besloten om in 2016 geen voorziening op te nemen omdat het risico als beperkt werd ingeschat.