Onze pijplijn in fibrose
Fibrotische aandoeningen vertegenwoordigen een gebied met een aanzienlijke onvervulde behoefte. Met name op het gebied van longfibrose hebben patiënten toegang tot een beperkt aantal geneesmiddelen met beperkte baten en bijwerkingen die vaak leiden tot het stopzetten van de behandeling. Om in deze onbeantwoorde behoefte te voorzien, bouwen wij aan een unieke portfolio van kandidaatgeneesmiddelen voor fibrose met moleculen die werkzaam zijn op verschillende mechanismen die betrokken zijn bij de pathogenese van fibrose. In eerste instantie richten wij ons op IPF en aansluitende indicaties voor longfibrose met de ambitie uit te breiden naar andere vormen van orgaan- en huidfibrose.
Het ontstaan van IPF begint met beschadigd longepitheel, een laag die een beschermende barrière vormt tussen de omgeving en het onderliggende longweefsel. Het letsel dat op dit niveau optreedt zal een wondgenezingsproces op gang brengen met aan de immuniteitszijde de interventie van macrofagen om de weefselregeneratie te bevorderen. Om het sluiten van de wond te bevorderen zullen de macrofagen fibroblasten aantrekken en activeren. Deze fibroblasten hopen zich echter overmatig op wat leidt tot abnormaal weefselherstel en de afzetting van extracellulaire matrixcomponenten die de ziekte verergeren. Uiteindelijk leidt dit tot respiratoir falen. GLPG1205 (GPR84-remmer) wordt aangenomen de immuunrespons te remmen bij longfibrose. In 2020 hebben we de chitinaseremmer GLPG4716, in voorbereiding voor een fase 2 in IPF, in licentie genomen. Deze molecule toont activiteit op de macrofaag-immuunrespons. In een vroeg ontwikkelingsstadium werken we aan de ontwikkeling van twee andere moleculen uit onze Toledo-portefeuille die gericht zijn op de immuunrespons, twee bijkomende nieuwe GLPG-targets die een rol spelen bij de activering van fibroblasten, en één GLPG-target en een in licentie genomen molecule van Ryvu Therapeutics die gericht zijn op de extracellulaire matrix (zie onderstaande figuur).